`                                              Dames en heren,                           den haag dec 2013 Middels de nu volgende overwegingen verzoek ik u positief te reageren op het verlengen van mijn inschrijving bij Stroom. Het atelierbezoek van Rachel Bacon namens uw commissie was een interessante ervaring, en heeft veel versneld in gang gezet. Het heeft mij geïnspireerd een aantal gedachten over mijn werk te formuleren en op schrift te stellen. Daarbij teken ik bij voorbaat aan dat schilderen mijn eerste en meest directe taal is, en dat het verhaal bij mij secundair is. Ooit stelde Flaubert vast dat zijn roman Madame Bovary ook een rode kleur had kunnen zijn. De kracht van het schrijven zelf verschilt in principe niet van die van het schilderen zelf. Het verhaal van de genoemde roman, de verveelde dame in de provincie die zich een minnaar neemt, is ‘slechts’ het materiaal. Mijn werk bestaat ‘slechts’ uit linnen en verf. Cezanne stelde vast dat hij appels kon schilderen in plaats van mythologische, Bijbelse of historische figuren en dat hij dan toch een schilderij van grote betekenis kon maken. De kracht van die ontdekking is nog in volle omvang aanwezig voor de schilder van nu.  In mijn leven geen oorlog, geen basale ontwrichting, maar wel de          ervaring van het verdwalen van de geest, de grens van waan en werkelijkheid  zien verdwijnen. Een gevaarlijke en bedreigende     ervaring. Het antwoord daarop was een oefening in het opheffen van de grens tussen het bewuste en het onbewuste, met als doel de vlucht in de waan te voorkomen. Samenvallend met hetgeen zich in de kunstpraktijk afspeelt, betekent die oefening ook : De verbinding tussen hoofd, hart en hand.  De verbinding die via het schilderij kan ontstaan tussen mij en de buitenwereld, die communicatie is mijns  inziens , het herstellen van een steeds weer verbroken verbinding tussen de mens en de wereld, en dat is het wezenlijke belang van kunst Het bereid zijn het gevaarlijke, het verontrustende ,het onzekere onder ogen te zien maakt het mij mogelijk het onvoorspelbare schilderij te maken, het nooit ‘affe‘ schilderij, het schilderij dat mij en hopelijk ook de toeschouwer  heel ver kan brengen. De keus voor het olieverfschilderij(en aanverwante technieken) wordt door mij steeds opnieuw gemaakt. De wereld die ik wil afbeelden is zo genuanceerd , heeft zovele lagen, en is zo veranderlijk, dat alleen materiaal dat dezelfde eigenschappen heeft haar recht kan doen. Dus voor mij geen purschuim. Het ogenschijnlijk traditionele medium olieverf is het putten uit een nog lang niet uitgeputte bron. Mijn kennis van kunstgeschiedenis, in het bijzonder van de westerse schilderkunst, gekoppeld aan het ambacht en de kennis van de materialen van de kunstenaar tot op de dag van vandaag, maken mij bewust van de keuze voor mijn materiaal. Olieverf kan vele lagen laten zien, zonder dat deze lagen verdwijnen onder de laatste laag. De kleur speelt hierin een belangrijke rol, kleuren worden gekoppeld aan verschillende lagen in ons bewustzijn. Ik volg nauwgezet de ontwikkelingen in de kunst, voor mij zijn bijvoorbeeld zijn schilders als Eugene Leroy, Lucien Freud en Anselm Kiefer het bewijs dat het schilderij bestaansrecht heeft. Een Luc Tyumans, Marlene Dumas ,Gerhard Richter staan verder van mij weg. Laatst zag ik twee portretten van Rembrandt van het echtpaar Trip. De wereld die daar op huiveringwekkende wereld werd weergegeven schokte mij meer dan al die andere schilders deden. Dat kan olieverf dus, (en Rembrandt vooral)dacht ik. Op zichzelf laat mijn werk zich ook goed ook in wijsgerige en literaire termen beschrijven, temeer omdat de wording van mijn werken altijd wordt begeleid door het lezen van literatuur en het bestuderen van filosofen(waar ik als het ware graantjes van meepik), alsmede door het gesprek daarover met ter zake kundigen. Prof.dr. Marcel Barnard  is zo vriendelijk geweest na zulk een gedachtewisseling  voor mij de bijgevoegde tekst  over mijn werk te schrijven. Veel dank als u tot hier hebt willen lezen! Ik zie uit naar uw positieve beslissing, Met vriendelijke groet, Marijke Verschoor
Kleur is mijn taal Over het werk van Marijke Verschoor In het werk van Marijke Verschoor werk is het groeien een belangrijk proces: de lange duur is essentieel in de totstandkoming van haar schilderijen. Zij is zich er goed van bewust dat haar manier van werken op gespannen voet staat met de snelheid waarin veel processen in deze tijd zich voltrekken.  Wat dat betreft weet zij zich verwant aan een regisseur als Tarkovsky. Haar werk zoekt  retardatie, een afremmen van de tijd, en is zo een antwoord op Heideggers diagnose dat de tijd het zijn, en dus de mens, in de greep heeft. Schilderen wordt derhalve een omgekeerd tijdverloop, waarin opvallend genoeg het ruimtelijke weer wordt teruggevonden, en wel in de kleur. Filosofisch gesproken, de weg wordt in omgekeerde richting afgelegd, vàn Heideggers Sein und Zeit  náár Kants categorieën van de waarneming; tijd èn ruimte. Binnen dit denkkader is kennis van de kunstgeschiedenis en vooral ook van de materialen die in haar loop gebruikt zijn, voor de hand liggend. Deze keuze paart zich in haar werk aan een al even voor de hand liggende ambachtelijkheid. De genuanceerde tijd-ruimtelijkheid die zij in haar werk zoekt, vraagt om een materiaal dat nuance, gelaagdheid en veranderlijkheid blijvend laat zien. Deze kwaliteiten vinden hun exacte expressie in olieverf. 3. Het is juist de kleur die in haar werk ruimte en structuur creëert. De kleur functioneert dan in de zin zoals Julia Kristeva dat benoemt in haar essay over Giotto  (L’espace de Giotto): als ruimtelijke structuur. Precies de genuanceerde geleding van de ruimte in een complexe en gelaagde kleurstructuur vraagt vanwege de transparantie ervan, om het gebruik van olieverf. In de schilderkunst heeft de kleur altijd gezorgd voor de ontsnapping aan het te rationele, aan de opgelegde betekenis. Op een van haar kamerschermen, getiteld ‘Blauw’, zijn ontelbare nuances blauw te zien. Er zijn evenwel geen water en lucht meer, het blauw onttrekt zich aan het object. De kleur blauw heeft een de-centrerend effect. Analoog aan wat Julia Kristeva opmerkt over het blauw van Giotto, kunnen we zeggen dat het blauw van het geconstrueerde object hier ingaat tegen een objectidentificatie. Dat betekent dat wat op het eerste gezicht een kamerscherm is, nu wordt onthuld als  moment in de dynamische flow van de niet-meer-identificeerbare ruimte. Daarmee is dus een object dat ogenschijnlijk bestemd was om grenzen te stellen, om de ruimte te begrenzen en identificeren - het burgerlijke kamerscherm -  getransformeerd tot floating signifier, een teken in een grenzeloze tijd-ruimtelijkheid, uiteraard zonder dat nog sprake is van een  signified, Anders gezegd, er is geen ‘objectieve’ wereld achter of in de kleur die zich laat vaststellen. Het schilderij is daarmee zelfstandig geworden, de kleur is tot zichzelf gekomen. Bovendien is, paradoxaal genoeg, de kleur, waarvan we vaststelden dat die de ruimte markeert, weer vloeibaar geworden, anders gezegd, weer tot tijdelijkheid geworden. In de weg terug is de weg voorwaarts gevonden. Er is in haar werk een sterk bewustzijn van de onafhankelijke betekenis van het schilderij (die evenwel nooit losstaat van de verbinding met het verhaal). Binnen het ‘systeem’, het cultureel gecodeerde kader van het schilderij heeft de kleur een kritische functie. Oneindig genuanceerde verschillen in lichtwaarde, energielading en systeemwaarde (de kleuren in onderlinge samenhang) verbinden zich met verschillende lagen in ons bewustzijn en breken de idee van eenheid en totaliteit kapot. Haar werk is anti-totalitair, het verzet zich tegen een eenheidservaring. De kleur appelleert aan gebieden in onze geest die wij dachten niet te kennen en aan particulariteiten die ontsnappen aan een opgelegde eenheid. Als u mij een klein excurs toestaat: zoals de socioloog Manuel Castells heeft opgemerkt, wordt de netwerkcultuur gekenmerkt door mondiale flows èn tegelijkertijd door een oneindig aantal particulariteiten die zich tegen de flows verzetten: er is één dominante mondiale cultuur èn we koesteren onze locale en regionale identiteit; we vreten over de hele wereld allemaal hetzelfde McMeal èn willen die ene bijzondere kaas van de boerderij op 5 km buiten onze urbane wereld; we lopen allemaal in Levi’s jeans èn ik zoek die ene jurk van die ontwerpster die helemaal bij mij past. Het werk van Marijke Verschoor verzet zich tegen de monocultuur, en zoekt juist het bijzondere,het particuliere, het zoekt op een subtiele manier verzet tegen de totaliteit. prof.dr.Marcel Barnard  Hoogleraar Praktische Theologie/Liturgiewetenschap aan de Protestantse Theologische Universiteit Utrecht .
Hieronder 2 teksten, geschreven met het doel de commissie die kunstsubsidies uitdeelt in den Haag (Stroom) mij daar opnieuw aan te laten deelnemen De voornaamste vraag was wat is je verhaal? Marcel Barnard schoot tehulp,liet de woorden buitelen en het lukte. Maar dit moge duidelijk zijn,wij kunnen schilderijen ook waarderen zonder tekst.  
meer tekst
Buiteling -houtsnede